De wil tot apporteren is een duidelijke indicatie in hoeverre een pup wil werken voor zijn baas. Wanneer de pup niet (wil) apporteren, is het zaak om het hem te leren. Door middel van spel is dit te stimuleren.
Als de pup iets naar u toebrengt, is hij altijd braaf, ook al is dit een stukgebeten schoen die net nieuw was. De pup weet het namelijk niet, hij wil u alleen plezieren.
Bij pups zie je regelmatig dat ze het apport voor zichzelf willen houden en ermee vandoor gaan. Dit is te voorkomen door eerst in huis, bijvoorbeeld in de gang, te beginnen met het apportje, niet te ver weggooien in het begin. Hij kan niet anders dan teruglopen naar u en krijgt veel beloning en knuffels. Zo leert hij dat het fijn is iets bij u te brengen.
Op het moment dat hij bij u is, geeft u het commando “los” en neemt voorzichtig het apport uit de bek (vooral niet trekken). Na een paar keer weet hij wat het betekent. Niet te vaak achter elkaar een apportje laten doen, dan bestaat de kans dat het hem verveelt, het moet leuk blijven. U bergt het apport op, het apport is van u samen, hij krijgt het niet om zelf mee te spelen. Zo behoudt u de motivatie bij de pup.
Door op deze manier samen te spelen, bouw je een fijne band op met je pup.